
We leven in rare tijden. Er wordt een strijd gevoerd tegen een virus. Het beheerst een groot deel van ons leven. Zo’n 80 jaar geleden was het niet anders. Ook toen waren veel mensen beperkt in hun vrijheden.
Het is een wat manke vergelijking, ik weet het. We mogen zeggen en schrijven wat we willen.
Hoe anders was dat in de beginjaren ’40 van de vorige eeuw. Als Nederlanders werden we, zoals meer landen in Europa onderdrukt, door onze oosterburen. Een roerige tijd die we gelukkig alweer een tijd achter ons hebben.
In ons dorp is een museum dat de herinnering aan de oorlogsjaren levendig houdt. Het is goed in deze tijd, waarin de onderlinge verdeeldheid toeneemt, ons te realiseren dat het goed is dat we nog steeds veel vrijheden hebben.
Het museum staat aan het einde van de Doctor Van Kesselstraat tegen de achterkant van het Wit-Gele Kruisgebouw. Er is één toegangspoort die voorzien is van een extra stevig hek en een gepantserde deur. Ook zijn er stalen balken en is er een inbraakalarm aangebracht. Dit alles is nodig om inbrekers buiten te houden. Sommige voorwerpen die aanwezig zijn in het museum zijn namelijk erg gewild onder bepaalde groepen.
Ik had een afspraak met Frans van Venrooij (80), de oprichter van het museum. Samen met zijn zoon Alexander runt hij het museum. Allereerst maakten we een rondje door het museum voor een eerste indruk (ik was nog nooit eerder bij het museum geweest). Daarna ben ik alles fotografisch gaan vastleggen. Het museum is een ware verrassing. Wat hebben ze veel! Frans vertelde dat slechts een derde deel van de collectie tentoongesteld is. En ook dat de hoeveelheid materiaal nog steeds groeit. Heel regelmatig krijgt het museum het een en ander aangeboden. Dit komt vooral doordat regelmatig een huis opgeruimd moet worden bij vertrek naar een verzorgingshuis of bij overlijden. Vaak komen dan nog spullen tevoorschijn uit de oorlog 40-45. In veel gevallen komt dit materiaal bij het museum terecht. De oproep van Frans is dan ook: mocht je spullen hebben uit de tweede wereldoorlog, gooit het niet weg maar neem contact met hem of Alexander op.
De verzameling is echt heel groot. Op mijn vraag hoe het allemaal begonnen is nodigt Frans mij uit om mee te lopen naar een munitiekistje. In het kistje bewaarde de moeder van Frans papieren, zoals een spaarbankboekje en persoonsbewijzen. Ze wilde het kistje weg doen maar dat vond Frans zonde. Hij begon met de verzameling zo’n 60 jaar geleden. Aan iedereen waarvan hij het wist dat ze wat hadden vroeg hij om spullen. Na een tentoonstelling in Tilburg en een krantenartikeltje hierover in de krant (toen het Nieuwsblad van het Zuiden) kreeg hij steeds meer spullen.
Frans verzamelt echt alles wat doet herinneren aan de oorlogsjaren. Van foto’s, gebruiksvoorwerpen, apparatuur, uniformen en een stencilmachine van het verzet toe. Er wordt geen onderscheid gemaakt, Canadees, Amerikaans, Schots, Engels, Japans en Duitse uniformen zijn er allemaal. In het museum zijn zeer schokkende beelden te zien. Deze heb ik uit de reportage gelaten.
Het museum draait zonder subsidie. Het is particulier eigendom. Alexander heeft het pand gekocht enkel en alleen voor onderbrengen van de uitgebreide collectie. Volgens Frans is Alexander nog fanatieker als verzamelaar dan hij en weet hij erg veel van de periode 40-45.
Er wordt geen entreegeld geheven, donaties worden op prijs gesteld maar het museum wordt voor het overgrootste deel door Frans en Alexander gefinancierd. Wel proberen ze de kosten beperkt te houden, zo brandt er geen kachel…
Als laatste leg Frans mij uit waarom hij geen entreegeld vraagt. Het merendeel van de spullen heeft het museum gekregen van particulieren. Er komen wel eens mensen die vragen of het materiaal nog aanwezig is. Natuurlijk is dan het antwoord, loop maar mee… Je kunt dan toch geen entreegeld vragen is zijn reactie.
De foto’s zijn gemaakt op 15 november 2021.